08 oktober 2006

Zwartboek

Al jaren gaan wij met een vriendenclubje van vijf personen regelmatig naar het theater. We gaan ook wel eens in kleinere groepjes en af en toe nemen we een paar andere vrienden en kennissen mee. Het vaste gezelschap bestaat uit Petri Kolen en Jan van Gemert, die sinds kort een paar huizen verderop in de straat wonen, Theo Hoog Antink, mijn partner Pieternel Vervoort en ik.

Het theaterseizoen begint steevast met een bijeenkomst waarop we met z’n vijven een selectie maken uit het theateraanbod. We concentreren ons vooral op de voorstellingen hier in de buurt en dan vooral op ’s-Hertogenbosch, Eindhoven en Tilburg. Vooral drama heeft onze belangstelling, soms gaan we naar een concert of naar cabaret.

Dat we zelden samen naar de film gaan, ligt vooral aan mij. Om het maar ronduit te zeggen: ik vind geen bal aan de bioscoop. Het is niet zo dat ik niet van film hou, maar er zit wel heel veel kaf tussen het koren en het voordeel van de mooie grote projectie in een bioscoopzaal, weegt voor mij niet op tegen het ontbreken van een drankje en een hapje in de zaal. Bovendien kan ik bij het kijken naar films de afstandsbediening niet missen. En dan heb ik het nog niet eens over mijn aversie voor het bioscooppubliek, de penetrante lucht van popcorn en de steeds groteskere reclamespots van ADHD-ers voor ADHD-ers met om de paar seconden een enorm knaleffect dat de ontelbare ongecoördineerde lichtflitsen moet ondersteunen.

Maar dit jaar zouden we met een film beginnen. Met Zwartboek. De succesvolle comeback van Paul Verhoeven in Nederland, met in de hoofdrol Carice van Houten op wie wij allemaal verliefd zijn sinds we haar gezien hebben in Shakepeare’s Drie Koningenavond (Twelfth-Night) van de Theatercompagnie onder regie van Theu Boermans.

Oorspronkelijk zouden we met z’n vijven gaan. Maar Theo ging al een paar dagen eerder met een vriend uit Rotterdam. Theo houdt er stevige meningen op na, maar dit keer overtrof hij zichzelf. Hij was al na driekwartier uit de film gelopen. Hij vond het helemaal niks. En hij kwam ’s avonds laat recht uit Rotterdam nog even langs om een ‘filmwaarschuwing’ af te geven. "Ga niet" bezwoer hij ons. Wellicht kan hij in dit blog zijn argumenten nog even herhalen.

Wij gingen natuurlijk toch, of althans dat was de bedoeling, maar Pe en Jan haakten af wegens andere besognes dit weekend, en uiteindelijk gingen Pieternel en ik. Gistermiddag. Eurocinema. We hadden Pieternel’s moeder meegenomen.

Nou Theo, ik geloof dat Pieternel en haar moeder het nog wel een aardige film vonden, maar ik moet je jammer genoeg gelijk geven. Waardeloos. En ik wil graag even toelichten waarom.

Ho stop. Helemaal waardeloos is ie niet. De acteurs waren geweldig. Bijna allemaal. Maar de rest was echt bagger. Opzichtige geldsmijterij. Effectbejag. Opsmuk. En dat allemaal om een rammelend verhaaltje op te leuken.

Laat ik vooraan beginnen. Scène 1: de hoofdrolspeelsters Carice van Houten en Halina Reijn, of althans de karakters die ze spelen, ontmoeten elkaar in 1956 in een kibboets. Halina ontdekt daar pas dat Carice joods is en dan volgt een flashback waarin Carice terugdenkt over wat haar in de oorlog is overkomen. Die flashback is de hele rest van de film. Zo’n mooie literatuurderige verhaaltruc is natuurlijk niet erg origineel, maar over het algemeen smul ik er van. Hier echter bederft de amuse de hoofdmaaltijd. Want de film, die pretendeert een thriller te zijn, verraadt zo in enkele seconden dat het met de hoofdpersonen - wat hen allemaal ook moge overkomen - nog behoorlijk goed af zal lopen. Carice met man en kinderen gelukkig in een kibboets. Halina met haar Canadees op toeristische rondreis. Goed gedaan meiden.

Na die openingsscène krijgt de kijker een onafzienbare reeks enorme gebeurtenissen uit het leven van Carice (en Halina) in de oorlog voorgeschoteld. Het ene dramatische knaleffect is nog niet voorbij of boem pats weer een ramp. Op een gegeven moment werd het zo hilarisch dat ik er echt om moest lachen. En dat gaat uren door. In een vast ritme van minstens één gigantische spektakelscène per twee minuten. En dan na ongeveer twee uur krijgt de kijker langzaam door dat de film ons zal gaan ontvouwen wie de verrader is. Ja, er is al wel eerder gehint op verraad en dat er verraad in het spel was lag er ook wel duimendik bovenop. Maar door alle knalkledderieboem leek dat verraad meer een natuurgegeven in die vreselijke oorlogsmaatschappij, dan op hét grote filmthema waaraan de onderhavige thriller z’n ‘wie is het’-spanning zou moeten ontlenen.

Er gebeurt van alles tussen allerlei mensen, maar de relatietjes zijn flinterdun. En allerlei wendingen in het verhaal blijven in het luchtledige hangen zonder ook maar ergens geloofwaardig te worden. Hoe komt bijvoorbeeld Müntze, de goede Duitse officier, er ineens achter dat Carice joods is? Hij zegt: "Je hebt eigenlijk zwart haar hè" en dat is het. Dan geeft ze het meteen maar toe. En wat is bijvoorbeeld de connectie tussen Franken (de slechte Duitse officier), Peter Blok en Thom Hoffman (hun filmnamen zijn me ontschoten). Die moeten toch op de een of andere manier met elkaar in contact zijn gekomen om gemene zaak te maken.

Kortom: het scenario deugt niet. De regie al evenmin. En de boel is gemonteerd alsof het een drie uur durende trailer betreft. Laat ik de producent meteen ook maar een veeg uit de pan geven. Als je datzelfde verhaal nu eens had laten vertellen met een budget van pak ’m beet vijf ton. Dan was vanzelf alle bullshit eruit gesneden. Geen onzinnige begin- en eindscène in Israël. Geen special effects. Weg met de ontploffingen. Geen massascènes. Gewoon back to basics. Dan was het al heel wat beter geweest. Met een klein beetje meer oog voor de geloofwaardigheid en de logica van het verhaal misschien zelfs wel een topper.

Voor dit theaterseizoen heb ik voorgesteld onze bevindingen te publiceren in een weblog. Leden van ons clubje kunnen wat ze maar willen in dit blog noteren, maar het moet vooral een archief van onze theaterervaringen worden. Buitenstaanders die het blog lezen, kunnen als ze willen commentaar geven. Deze eerste bijdrage is bepaald niet positief. Laten we hopen dat dit blog geen zwartboek over de Nederlandse theaterwereld wordt.